Oeteldonksche Club over ‘coronaproof’ carnavalsevenementen: ‘Waar een wil is, is een weg’
Door corona is d’n elfde van d’n elfde al afgelast. Of dat ook met de rest van het carnaval gaat gebeuren is nog de vraag, maar een ‘normaal’ carnaval lijkt ondenkbaar.
Corona en carnaval. Een combinatie die voelt als water en vuur. Dit jaar werd tijdens carnaval nog de draak gestoken met het virus, maar inmiddels is de ernst pijnlijk duidelijk geworden. Door corona is d’n Elfde van d’n Elfde in ieder geval al geschrapt.
Geen hossende en uitgelaten menigte dus op de Parade, tijdens het traditionele openingsfeest van carnaval. En dat is slikken, vertelt Rinske van Kasteren, minister van Pers, Publiciteit en Communicatie (PPC) van de Oeteldonksche Club van 1882.
“Zo’n beslissing neem je met pijn in het hart. Niet leuk voor de Oeteldonkers, niet leuk voor de horeca. Dat willen we niet, maar het moet. Als je kijkt naar gezondheid en veiligheid, dan kun je bijna geen andere beslissing nemen.“
Dat wil overigens niet zeggen dat het hele 11-11-feest niet doorgaat: “We gaan online een opening organiseren. Er zijn nu nog twee maanden om dat voor te bereiden. Dat het een feestje gaat worden weet ik zeker, want we zijn als Oeteldonkers enorm creatief. Daar gaat vast iets heel moois uit komen. En het zal anders zijn dan andere jaren, dat zeker.”
(Tekst gaat verder onder de video)
Dat geldt ook voor het Kwèkfestijn, het liedjesfestijn op de zaterdag na 11-11. Dat wordt komend jaar gehouden in de Mainstage, een onderdeel van de Brabanthallen. Daar is ruimte voor een groot publiek, maar wel met de mogelijkheid om de anderhalve meter afstand te kunnen handhaven. Al klinkt dat natuurlijk allesbehalve sfeervol.
Ook de bouw van de carnavalswagens moet eraan geloven. Dat moet op de alom bekende anderhalve meter afstand. En wat er met carnaval zelf gaat gebeuren? Dat is volgens Van Kasteren nog maar de vraag.
“Ik geloof dat er veel kan. En dat het anders zal zijn: ja. Dat we elkaar niet in de armen kunnen vliegen: dat klopt ook. Maar misschien is het juist wel heel mooi, op anderhalve meter. Wie weet.”