Osse jongeren op de bres voor bevolking Myanmar na staatsgreep
Twee jongeren uit Oss maken zich zorgen over de situatie in Myanmar. Afgelopen februari namen militairen de macht over van de president Aung San Suu Kyi. De jongeren besloten de stichting Worldwide Burmese Students op te richten en overhandigden dinsdag een petitie aan Tweede Kamerleden.
Aye Kari Soe was zeven toen zij naar Nederland kwam. Ze werd geboren in een vluchtelingenkamp in Thailand omdat haar ouders in de jaren’80 op de vlucht waren vanuit Myanmar waar toen militairen aan de macht waren. Pas in 2016 kwam er een democratische regering onder aanvoering van president Aung San Suu Kyi. Zij won in 1991 de Nobelprijs voor de Vrede.
Geschiedenis herhaalt zich
Tijdens de verkiezingen in november vorig jaar won Aung San Suu Kyi opnieuw met een ruime meerderheid. De militairen accepteerden de uitslag niet en vonden dat de verkiezingen niet eerlijk verlopen waren. Internationale waarnemers spraken dat tegen. Toch pleegde het leger een staatsgreep en heeft nu de macht in Myanmar.
De Osse Kari Soe maakt zich nu zorgen om haar familie en vrienden. Het internet is zo goed als afgesloten en telefoonverkeer wordt afgeluisterd. “Ik heb mijn oma al lange tijd niet gesproken. Ik weet niet eens of zij nog leeft”, vertelt Kari Soe tijdens het interview in het Jan Cunen Park.
Petitie opzetten
Met lede ogen zag zij aan wat er in haar vaderland gebeurde. Niks doen kon zij niet. Daarom richtte ze samen met Floris Prins de stichting Worldwide Burmese Students op. Om de problemen in het Zuidoost-Aziatische land aan te kaarten startte de stichting een petitie. Deze werd ook gesteund door de Jongerenraad Oss. “Met onze petitie vragen we aan de Nederlandse overheid om druk te zetten op de regering in Myanmar. Daarmee hopen we dat uiteindelijk het democratische bestuur weer terug aan de macht komt.”
Volgens Kari Soe is het belangrijk dat Nederland zich uitspreekt. “De VOC heeft verschillende handelsposten in Myanmar gehad. Oftewel Nederland heeft een verleden met het land. Daarom zou het goed zijn als Nederland van zich laat horen.”