PvdD in Brabant en Den Bosch: 'geen vertrouwen in landelijk bestuur'
Zowel de Brabantse fractievoorzitter Nikky Hamerslag als de Bossche voorvrouw van de Partij voor de Dieren, Eileen Samshuijzen hebben hun handtekening gezet onder een brief waarin het vertrouwen wordt opgezegd in het landelijk bestuur.
Het bestuur besloot afgelopen weekend totaal onverwacht Esther Ouwehand niet voor te dragen als lijsttrekker bij de Tweede Kamerverkiezingen.
'Geen licht besluit'
Volgens Nikky Hamerslag, fractievoorzitter in Povinciale Staten van Brabant, was het voor haar ‘geen licht besluit’ om haar handtekening onder de brief te zetten: “De timing van de keuze van het bestuur om Esther Ouwehand toch niet voor te dragen, nog geen 24 uur nadat zij een brief met kritiek heeft rond gestuurd, is heel opvallend te noemen. Wat de aantijgingen tegen Esther Ouwehand ook zijn, het bestuur heeft niet goed gehandeld door dit naar de media te brengen en de situatie te escaleren. Ik denk dat er te veel vertrouwensbreuk is binnen de partij, waardoor dit bestuur niet meer door kan in hun functies. Een nieuw bestuur kan de waarheid boven water halen en de partij weer binden.”
Steun voor Ouwehand
Volgens Hamerslag moeten aantijgingen van integriteitsschending goed worden onderzocht, maar zolang er niets duidelijk is over waar Esther Ouwehand van beschuldigd wordt en er geen bewijzen gevonden zijn, wil de Brabantse fractievoorzitter gewoon dat Ouwehand de kar kan trekken. Hamerslag is daarmee één van de 185 ondertekenaars van de brief, net als 5 andere fractievoorzitters van provinciale Statenfracties. Daarnaast hebben ook 23 van de 29 fractievoorzitters van de lokale afdelingen hun handtekening gezet.
'Onacceptabele fout'
Onder hen is ook Eileen Samshuijzen, fractievoorzitter in de Bossche gemeenteraad. Voor haar is volstrekt duidelijk waarom: “Het bestuur heeft zich niet gehouden aan de interne afspraken die we als partij hebben gemaakt in ons huishoudelijk reglement door hun handelen. Bijvoorbeeld door niet eerst de melding te onderzoeken, wederhoor te plegen en beklaagde niet in bescherming te nemen tot dat adequaat is bewezen dat Esther daadwerkelijk een onacceptabele fout gemaakt zou hebben. Door deze fouten en de schade die het bestuur hiermee heeft aangericht kan ik geen vertrouwen meer hebben in het bestuur.”